bestuurdersaanprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurders­aansprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid is een term, waar veel op gezocht wordt op internet. Met name vrijwilligers in verenigingen en stichtingen, lijken zich zorgen te maken. Voor hen geven wij een korte samenvatting. De hoofdregel is dat een rechtspersoon geheel zelf aansprakelijk is voor de eigen schulden; niet de bestuurders. Bestuurdersaansprakelijkheid is dus de uitzondering, maar komt voor in de volgende gevallen:

Aansprakelijkheid jegens de rechtspersoon zelf

Bestuurders kunnen aansprakelijk zijn jegens de rechtspersoon zelf (de vennootschap, vereniging of stichting waarin zij bestuurder zijn), als ze slechte bestuurders blijken te zijn. Uiteraard vereist ondernemen een bepaalde mate van vrijheid; besturen betekent het afwegen van de goede kansen en soms een gokje. De beslissingen die hierbij worden genomen, blijken achteraf niet altijd de meest verstandige. Toch leidt dat niet automatisch tot aansprakelijkheid, omdat wetgever en rechter onderkennen dat bestuurders een zekere vrijheid nodig hebben. Een gebrek aan dergelijke manoeuvreerruimte zou slecht zijn voor de economie. Daar staat tegenover dat het wel de bedoeling is dat bestuurders hun best doen; er is sprake van een inspanningsverplichting. Ook mag men niet direct tegen de statuten ingaan. Bij ronduit domme of frauduleuze handelingen is men aansprakelijk, en ook als de regels van de rechtspersoon geschonden worden, zoals de statuten, het bestuursreglement, of de volmacht-regeling. Aansprakelijkstelling in deze vorm komt echter niet vaak voor als men zou verwachten. Ten eerste is het niet altijd hard te maken dat iets ook vooraf een duidelijk domme beslissing is geweest. Maar zelfs als dat wel het geval is, gebeurt er in praktijk weinig. In beginsel is het hele bestuur namelijk gezamenlijk aansprakelijk (tenzij een bestuurder kan bewijzen dat hij er echt niets aan kon doen). En degene die naar de rechter moet om vast te stellen dat er onacceptabel is gehandeld, is de rechtspersoon zelf, vertegenwoordigd door datzelfde bestuur. Wat vaker voorkomt is dat bestuurders individueel aansprakelijk gesteld worden wegens schending van hun managementovereenkomst, bijvoorbeeld wanneer zij zijn gaan concurreren met de onderneming waarin ze bestuurder zijn. Zelfs als dat niet expliciet in de overeenkomst staat, kan dit grond zijn voor een veroordeling tot schadevergoeding. Een andere mogelijkheid is dat een bestuurder smeergeld blijkt te hebben betaald of juist ontvangen, bedrijfsgeld privé heeft gebruikt, of als de bestuurder heeft gezorgd dat de onderneming borg staat voor een privérelatie. Nota bene: als is vastgesteld dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, dan wordt er "door rechtspersonen heen gekeken" tot aan een gewone (natuurlijke) persoon. Een managementovereenkomst getekend door een Beheer BV, beschermt dan dus niet.

Aansprakelijkheid na faillissement

Een tweede vorm van aansprakelijkheid komt vaker voor, om de eenvoudige reden dat de bestuurder dan aansprakelijk wordt gesteld door iemand die niet daarmee zichzelf ook in de problemen kan brengen, namelijk een curator. Bestuurders zijn aansprakelijk na faillissement van een rechtspersoon als zij hun taken niet goed hebben uitgeoefend, en dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Wanneer de boekhouding niet op orde is of als er niets is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, dan heeft men onbehoorlijk bestuurd en wordt dit ook vermoed een belangrijke oorzaak te zijn geweest van het faillissement; dan heeft men dus de (juridische) schijn tegen. De boekhouding moet zo zijn ingericht, dat op elk moment te achterhalen is hoe de rechtspersoon er financieel ongeveer voor staat. Hoe groter de onderneming, hoe uitgebreider de boekhouding dient te zijn. Pas overigens op met uitbesteden, want als de boekhouder slecht werk verricht, dan pleit dit de bestuurders niet vrij, zelfs niet als deze aantoonbaar amper kunnen rekenen. In dat geval dient men ofwel te zorgen dat een boekhouder in eenvoudig taalgebruik uitlegt hoe de financiën erbij staan, ofwel men moet gewoon geen bestuurder worden. De andere grond voor aansprakelijkheid buiten faillissement (behalve de slechte boekhouding), is wanneer er beslissingen zijn genomen die geen ander redelijk denkend bestuurder zou hebben genomen en die een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Wie bijvoorbeeld een andere onderneming koopt zonder de boeken behoorlijk te (laten) onderzoeken, kan zich niet vrijpleiten als dit een kat in de zak blijkt te zijn. In een dergelijk geval kan men alleen ontkomen aan bestuurdersaansprakelijkheid als er tegelijkertijd een ander groots probleem was waar het bestuur weinig aan kon doen, zoals een recessie (maar die economische malaise is dus geen vrijbrief als de boekhouding niet op orde is). Bestuurders zijn na faillissement ook aansprakelijk als ze bijvoorbeeld de administratie hebben zoekgemaakt, of als er onverantwoorde dividenduitkeringen zijn gedaan. Nota bene: feitelijke beleidsbepalers kunnen met bestuurders gelijkgesteld worden. Het inzetten van stromannen heeft dus geen zin en ook moedermaatschappijen kunnen op deze grond aangesproken worden.

Aansprakelijkheid jegens anderen

Bestuurders kunnen behalve door medebestuurders en de curator, ook aansprakelijk gesteld worden door schuldeisers van de vennootschap, vereniging of stichting. Vaak verweren bestuurders zich dan door te stellen dat niet zij een schuld hebben, maar de rechtspersoon. Echter, bestuurders (en ook aandeelhouders) kunnen zich niet beroepen op dit verschil tussen henzelf en de onderneming/rechtspersoon in een van de drie volgende gevallen. Ten eerste is het niet toegestaan om namens een rechtspersoon overeenkomsten te sluiten waarvan men op het moment van sluiten al weet dat de rechtspersoon hoogstwaarschijnlijk niet kan nakomen (of als nakoming zelf nooit de bedoeling is geweest). Wie voor zichzelf een dure leaseauto regelt, wetend dat de bedrijfsinkomsten te laag zijn om dit maandelijks te betalen, is in privé aan te spreken. Ten tweede kan men aansprakelijk gesteld worden als een schuldeiser expres gefrustreerd wordt in zijn verhaal. Dat is bijvoorbeeld het geval als BV1 voortaan de naam BV2 krijgt, en er tegelijkertijd een nieuwe BV wordt opgericht met de naam BV1. Wie dan zegt dat BV1 een andere rechtspersoon is, is privé aansprakelijk. Ten derde kan een bestuurder aansprakelijk zijn, wanneer hij valselijk de indruk heeft gewekt dat de rechtspersoon er financieel heel solide voor staat. Dat gebeurt regelmatig in holdingconstructies. De moeder wekt de indruk dat de dochter het uitstekend doet, maar weigert zelf te betalen als dit incorrect blijkt te zijn. Degene die de schone schijn heeft gewekt, kan behalve de bestuurder bijvoorbeeld ook de bank zijn. Tot slot: ook de belastingdienst kan bestuurders aansprakelijk stellen als de rechtspersoon bepaalde belastingen niet afdraagt en de betalingsonmacht niet tijdig is gemeld.

Actio Pauliana

Wat niet alleen grond voor aansprakelijkheid is, maar sowieso belangrijk voor bestuurders om bekend mee te zijn, is de actio pauliana. Dit komt erop neer dat bepaalde handelingen kunnen worden teruggedraaid. Buiten faillissement kunnen schuldeisers dit doen en in faillissement de curator. Wat bijvoorbeeld niet mag, is leningen van familieleden terugbetalen, wetend dat er niets overblijft voor de overige schuldeisers. Er geldt immers het beginsel van paritas creditorum; gelijkheid van schuldeisers. Als er slechts nog genoeg geld is om de helft van alle schulden uit te betalen, dan hoort iedereen de helft van zijn vordering betaald te krijgen (behalve als er schuldeisers zijn die zekerheden hebben bedongen, zoals een bank). Wat ook niet mag, is voor een bedrag ver onder de marktwaarde een bedrijfsauto aan jezelf verkopen. Althans, het kan allemaal wel, maar men loopt het risico dat dit teruggedraaid wordt.

Fiscale bestuurdersaansprakelijkheid

Dan is er nog de fiscale bestuurdersaansprakelijkheid. In beginsel is het zo dat alleen de rechtspersoon zelf aangesproken kan worden voor fiscale schulden, maar daar is een uitzondering op. De belastingdienst/ontvanger heeft behoorlijk vergaande rechten op het vermogen dat over blijft bij een faillissement. Die vergaande rechten kunnen alleen uitgeoefend worden als ze op tijd weten dat er problemen zijn. Daarom staat in artikel 36 Invorderingswet dat het onvermogen om te betalen, direct aan de Belastingdienst gemeld moet worden. Bestuurders die dit niet doen, kunnen na een faillissement in privé voor belastingschulden worden aangesproken, ongeacht de vraag of er sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur. Bedenk ook dat er zoiets bestaat als het bodembeslag. Dit is het recht van de fiscus om zich te verhalen op alle roerende zaken die bij een bepaalde (rechts)persoon staan, ook als daar bijvoorbeeld een eigendomsvoorbehoud van een andere onbetaalde partij op rust.

Verzekeringen

Het leerstuk van bestuurdersaansprakelijkheid wordt door niet-juristen beschouwd als ingewikkeld, maar eigenlijk is het vrij eenvoudig samen te vatten: (i) Zorg dat de boekhouding altijd op orde is, dat je deze snapt en dat de stukken op tijd gedeponeerd worden bij de Kamer van Koophandel. Wees ook altijd open en compleet naar de overheid toe. (ii) Doe geen dingen waarvan men redelijkerwijs snapt dat het slecht is voor de onderneming zelf, of voor haar schuldeisers. Wie deze twee regels in gedachten houdt, zal over het algemeen niet in de problemen komen. Desalniettemin kan het verstandig zijn om een verzekering af te sluiten. Aansprakelijkstelling betreft veelal bedragen die bestuurders in privé niet kunnen betalen. Bent u echter bestuurder van een kleine stichting waarin eigenlijk nooit financiële risico’s worden gelopen, dan is een dergelijke verzekering wellicht geldverspilling. Tot slot een opmerking over ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid; hiervoor kunt u in privé aangesproken worden, ook als de ondernemer niets fout heeft gedaan, maar bijvoorbeeld het economisch tij niet mee zat. Het komt voor dat mensen denken dat met een uitschrijving uit de Kamer van Koophandel, de zaak is afgerond. Zo werkt het niet. Als er geen aparte rechtspersoonlijkheid is, en wel bijvoorbeeld leningen bij de bank, dan zullen deze na het stopzetten van de onderneming toch geheel moeten worden terugbetaald. Daarom kiezen ondernemers geregeld voor een BV in plaats van een vof. Lees hiervoor ook de pagina over het onderscheid tussen BV, vof en eenmanszaak.